Met een vaccinatie kun je het afweermechanisme van het lichaam versterken tegen een virus of bacterie. Het paard krijgt een stof toegediend die op dit virus of deze bacterie lijkt, maar die geen ziekte veroorzaakt.
Op het moment dat een echte indringer het lichaam binnenkomt, kan het afweermechanisme direct reageren. De eerste vaccinatie, de inenting, krijgt het paard als hij ongeveer 24 weken oud is. Deze inenting wordt minimaal 21 en maximaal 92 dagen later door een zogenaamde boostervaccinatie herhaald. Deze twee inentingen vormen samen de basisenting. Daarna wordt het paard jaarlijks geënt tegen twee ziekten: influenza en tetanus. Influenza is een zeer besmettelijke virusinfectie van de voorste luchtwegen. Het virus verspreidt zich via kleine, in de lucht zwevende waterdruppeltjes, die vrijkomen bij het hoesten. De huisvesting beïnvloedt de verspreiding, want een betere ventilatie en aanvoer van frisse lucht, betekent minder virusdeeltjes in de lucht.
Tetanus is een aandoening aan het zenuwstelsel, die veroorzaakt wordt door een bacterie. Deze tetanusbacterie ontwikkelt zich in wonden en vooral in diepe steekwonden onder zuurstofloze omstandigheden, zoals bij nageltred. Paarden zijn bijzonder gevoelig voor tetanus en reageren slecht op behandeling, daarom is preventief inenten belangrijk.
In Nederland moeten paarden de correcte basisinenting hebben gehad en ieder jaar een nieuwe vaccinatie. Het komt vaak voor dat bij paspoortcontrole op wedstrijden iets met de basisinenting, soms al van jaren geleden, niet in orde is. Houd dit zelf dus goed in de gaten!