Van nature zijn paarden gewend om de hele dag te eten. In de vrije natuur eten ze steeds, zo ongeveer gedurende 16 uur per dag, kleine porties. Toch zijn de meeste paarden er tegenwoordig niet meer bij gebaat om dag en nacht in het groene grasland te staan. Dat komt omdat gras een te rijk voedermiddel is geworden. Daardoor bestaat de kans dat ze bijvoorbeeld hoefbevangenheid of vervetting krijgen.
Zeker in het voorjaar groeit het gras vrij snel en dat heeft invloed op de samenstelling van het gras. Door de snelle groei bevat jong gras meer eiwit en minder vezels. Daarom kan het beter als krachtvoer dan als ruwvoer beschouwd worden.
Voor de paarden is het heerlijk om in de wei te staan want het zorgt voor ontspanning en beweging. Verder kunnen ze continu eten en eventueel met andere paarden sociaal contact hebben. Maar omdat het gras vaak teveel energie en eiwit oplevert voor het paard, is het beter om de weidegang in een te rijke weide te beperken. Alleen voor paarden die flinke arbeid leveren, volop in de groei zijn of een veulen aan de voet hebben, is langdurige weidegang in een rijke weide wenselijk.
De opname van eiwitrijk gras kan op verschillende manieren, zo kun je er voor kiezen om de paarden een maximaal aantal uur per dag in de wei te zetten. Ook is het een optie om de paarden in een afgezet stuk weiland te zetten en ze er elke dag een nieuw stuk gras bij te geven. Op die manier kunnen de paarden niet teveel gras binnen krijgen. Ook kan weidegang worden afgewisseld met de paddock om veelvuldige grasinname te voorkomen. Dat weidegang goed is voor paarden, wordt ook door topruiters onderstreept. Bij de meeste grote ruiters komen de paarden, dagelijks één tot enkele uren buiten.