Bij embryotransplantatie (ET) wordt een embryo van de ene merrie (de donor) overgezet in een andere merrie: de draagmoeder. Deze techniek wordt de laatste jaren steeds vaker toegepast. Op veulenveilingen wordt regelmatig een veulen gepresenteerd dat niet in zijn biologische moeder is ontwikkeld. Ook is er aanbod van draagmoeders die drachtig zijn van een getransplanteerd, genetisch interessant embryo.
Het grote voordeel van ET is dat de merrie niet zelf het veulen hoeft te voldragen. Dit kan een uitkomst zijn bij sportmerries, oudere merries met een slechte baarmoeder of bij merries met problemen zoals een buikhernia. Genetisch waardevolle tweejarige merries kunnen vaak al wel voor nageslacht zorgen, maar zijn fysiek eigenlijk nog te jong om een veulen te voldragen. Door middel van ET kan het generatie-interval worden verkort. Merries die erg laat in het seizoen geveulend hebben, kunnen dankzij ET het jaar erop toch nog een veulen krijgen. De draagmerrie krijgt het veulen dan ook pas laat. De donormerrie kan in dat seizoen wel weer vroeg gedekt worden. Hierdoor wordt er niet een jaar ‘gemist‘.
In Nederland vormen bewezen fokmerries de grootste groep waarbij ET wordt toegepast. Een fokker wil natuurlijk graag meerdere nakomelingen per jaar van merries die goedgekeurde hengsten of zeer goede sportpaarden hebben voortgebracht of van merries die zelf internationaal hebben gepresteerd.
Nadelen zijn:
- Kosten: de merrie moet intensiever begeleid worden en het spoelen en transplanteren is een specialistische handeling. Door bijv. zelf te voorzien in een draagmerrie i.p.v. deze te huren kunnen de kosten nog enigszins beperkt worden.
- De kansen op uiteindelijke dracht van de draagmerrie zijn wat lager dan bij het direct drachtig maken van een merrie.
Om het embryo uit de bevruchte (donor)merrie te spoelen wordt via een catheter spoelvloeistof in de baarmoeder gebracht, weer afgeheveld en gefilterd. Vervolgens wordt onder een speciale microscoop bekeken of er een embryo in het filterbakje zit. In ongeveer de helft van de spoelingen wordt er een embryo gevonden.
Voor het overzetten van het embryo in de draagmoeder wordt de vulva van de draagmerrie gedesinfecteerd, het embryo goed gewassen en opgezogen in een rietje. Dit rietje wordt in een transferpipet gedaan, die door de dichte baarmoedermond geschoven en leeggedrukt wordt.
De cyclus van de draagmoeder moet wel gelijk lopen met die van de donormerrie, omdat het embryo zich anders niet kan innestelen.
Of de transplantatie geslaagd is wordt na 4-5 dagen duidelijk. Dan is het embryo 12-13 dagen oud en zichtbaar op een echo. Ongeveer 75% van de overgezette embryo’s slaat aan. Net als bij een normale dracht kan de merrie haar embryo in de eerste 6 weken verliezen. Gemiddeld wordt er uit één op de 3 tot 4 spoelingen een veulen geboren.
Dit is een samenvatting. Lees het volledige artikel ‘Embryotransplantatie’ op Paardenarts.nl van Iris van Gulik, paardenarts.
Leestip: Lees alles over gynaecologie (voortplanting) en geboorte bij paarden in rubriek Voortplanting op Paardenarts.nl.