Het paard is een planteneter. Zowel zijn gebit als zijn darmstelsel zijn daarop gebouwd. Paarden die dag en nacht in de wei staan, zoals in de natuur, eten en lopen het grootste gedeelte van de dag.
Zo ontstaat er een gelijkmatige afslijting van het kauwoppervlak van de kiezen. Veel paarden worden een groot gedeelte van de dag op stal gehouden en gemiddeld drie keer per dag gevoerd. Als ze dan ook nog op zaagsel staan in plaats van op stro, dan heeft dat consequenties voor de afslijting van het gebit. Door een verminderde en onregelmatige afslijting kunnen er veranderingen in het gebit ontstaan, bijvoorbeeld haken. Dit veroorzaakt pijn. Hierdoor gaat een paard afwijkend malen, waardoor de slijtage nog onregelmatiger wordt. Hiermee is het paard in een vicieuze cirkel beland.
Om te voorkomen dat dit gebeurt, is het belangrijk in ieder geval één maal per jaar het gebit te laten nakijken en behandelen. Dit kan bijvoorbeeld gecombineerd worden met de jaarlijkse vaccinatie: een soort check-up om problemen te voorkomen. Bedenk namelijk dat er een categorie paarden is, die geen uiting geeft aan de gebitsproblemen die het wel ondervindt. Deze paarden lijden in stilte. Paarden die wel uiting geven aan pijn in de mond kunnen dat op verschillende manieren doen. Zo kunnen ze problemen vertonen bijvoorbeeld een scheve hoofdhouding, niet willen inbuigen, verzet tonen en het openen van de mond tijdens het rijden. Naast rij-technische problemen kunnen paarden ook tijdens eten afwijkingen vertonen zoals het maken van proppen, eten uit de mond laten vallen, stinken uit de mond of vermagering.